Zoekt u Christelijke gedichten voor kerkblad, liturgie, bijbelstudie, vieringen of een gedicht bij een Bijbelgedeelte? De gedichten die u hier aantreft mag u ongewijzigd met vermelding van naam en bron vrij gebruiken. Zoekt u een digitale verjaardagskaart, beterschapskaart, condoleancekaart of doopkaart met een gedicht? Ook die kunt u hier vinden. Voor vragen of het verzorgen van een lezing met voordrachten of een workshop kunt u contact opnemen via cobytjeert@live.nl Inmiddels is er ook een volledig programma voor Kerst en Pasen. Mijn boeken zijn via mijn mailadres verkrijgbaar en te leen in de bibliotheek. Er is nog een interview te beluisteren van enkele jaren geleden , https://soundcloud.com/user-671424345/interview-coby-poelman-duisterwinkel-10-07-2017

woensdag 24 december 2014

Slingertijd


Handen omklemmen
het koude metaal,
zittend op het plankje
reiken voeten achterwaarts
tot aan de tenen het zand.
Benen recht naar voren
wiegt ze zich vooruit
om langzaam
met het lichaam
vaart te maken.
Wind suist langs haar haren,
schakels kraken,
in haar maag zweeft vaag
het draaierig gevoel.

Ontspannen laat ze zich
door lucht en ruimte voeren,
geeft zich over
aan hetgeen ze hoort.

Wanneer ze uitgeschommeld
haar gedachten ordent,
herinneringen
uit de kindertijd beschrijft
waar vader achter haar
met uitgestrekte armen
haar in de hoogte drijft
weet ze Wie haar voortbewoog
door heel haar levenstijd.

Coby Poelman-Duisterwinkel

vrijdag 19 december 2014

Kerstavond

Stil eens,
de kerkdeur opent nodigend
zo ook het Woord van God,
Vrede zij u
spreekt Hij.

Coby Poelman-Duisterwinkel

Het kunstwerk is van Harry Meerveld, de kerk van Breede.

vrijdag 12 december 2014

Mijn Levensader (een villanelle)


Als alles mij te machtig is
zintuig ik naar de Vader,
beleef ik Zijn getuigenis.

In 't diepst van die geheimenis
komt Hij mijn ziel steeds nader
als alles mij te machtig is.

Zo straalt Hij door mijn duisternis,
vormt Hij mijn levenskader,
beleef ik Zijn getuigenis.

Hij vult wat ik ten diepste mis,
doorstroomt in mij als ader
als alles mij te machtig is,

en bid ik om vergiffenis
voor vijanden en dader
beleef ik Zijn getuigenis,

dan nodigt Hij mij aan Zijn dis
vol troost en vol genade.
Als alles mij te machtig is
beleef ik Zijn getuigenis.

maandag 8 december 2014

Gevonden adelaarsjong


Hij zag een adelaar
tussen de kippen
en kreeg als antwoord
op zijn vraag
ik heb van hem
een kip gemaakt.

Geef hem een kans:
je bent een adelaar,
spreidt dan je vleugels uit
en vlieg
maar liever pikt hij
met de kippen mee.
Zet hem wat hoger dan
maar nee,
ik zeg je toch
hij is een kip geworden.

Pas als hij meegenomen
de bergen overziet
herkent hij waar
zijn oorsprong ligt,
hij spreidt zijn vleugels, vliegt!
Hij overstijgt het aardse,
voelt hoe hij is bevrijd,
dan klinkt vanuit de hoogte
zijn roep vol heerlijkheid.

En hoe zit het met mij,
ben ik een kip gelijk
die op de aard gericht
wat graantjes pikt,
ver van mijn oorsprong afgeleid
een opgedrongen leven leid,
wordt mij een kans gegeven?

Wie leidt mij bij de ren vandaan
of laat me deze arendsroep
de weg naar Hem inslaan?

Coby Poelman - Duisterwinkel


Geschreven n.a.v. een preek over Galaten 5 en Psalm 42

Vermoedelijk heeft de predikant de hieronder geplakte parabel gelezen want toen ik een plaatje zocht om bij dit gedicht te plaatsen stuitte ik op de website van Arend Landman waar deze parabel te lezen is die de predikant in zijn preek gebruikte.

Hoog in de bergen vond een man een jonge adelaar. Hij zat dicht bij een verlaten nest. De man wachtte, op een veilige afstand, op de oude adelaars, die misschien met voer voor hun jong zouden terugkeren, maar dat gebeurde niet. Ook de volgende dag niet. Het adelaarsjong werd zwakker van de honger en de man besloot het dier mee naar huis te nemen. Daar zette hij de vogel bij zijn kippen en gaf hem kippenvoer te eten. Vijf jaar later kwam er een natuuronderzoeker, een bioloog, bij de man op bezoek. Terwijl ze door de tuin liepen, langs het kippenhok, zei hij opeens: “Die vogel daar, dat is een adelaar, geen kip!”
“Ja, dat is zo,” zei de man, “maar hij is hier tussen de kippen groot geworden. Het is nu
een kip, geen adelaar meer.”


“Een adelaar blijft een adelaar,” zei de bioloog. “Ik zal het je laten zien.” Hij nam de adelaar op, tilde hem op zijn arm omhoog en zei: “Strek je vleugels en vlieg!” Maar de adelaar zag de kippen naar hun voer pikken, wipte van de arm af, landde op de grond en begon te eten.

De man zei: “Ik zei het je toch. Het is een kip geworden.” “Nee,” zei de natuuronderzoeker, “het is een adelaar en ik zal het je bewijzen ook.” De volgende morgen nam hij de adelaar mee naar het dak van het huis en zei: “Je bent een adelaar. Je hoort hoog in de lucht. Strek je vleugels en vlieg!” Maar weer sprong de adelaar, toen hij de kippen graan zag pikken, naar beneden en at met ze mee.
De man zei: “Ik zeg het je nog maar een keer: Het is een kip!” “Nee, het is een adelaar. Hij heeft nog steeds het hart van een adelaar. Geef hem nog één kans.” De volgende morgen nam hij de adelaar mee naar een hoge berg. Daar tilde hij hem op en zei: “Jij hebt de vleugels van een adelaar, je hebt het hart van een adelaar. Je bent een adelaar. Jij kunt vliegen tot hoog in de lucht. Je bent vrij. Strek je vleugels en vlieg! Vlieg, zoals alleen een machtige adelaar vliegen kan! Vlieg!” En toen spreidde de adelaar zijn enorme vleugels, vloog met een schreeuw op, cirkelde hoger en hoger de lucht in en keerde niet terug.

Bron foto en tekst:
http://www.arendlandman.nl/2011/02/het-lied-eagle-adelaar-van-abba-appelleert-aan-een-diep-spiritueel-verlangen-de-parabel-van-de-misplaatste-adelaar-of-arend-tussen-de-kippen-nodigt-uit-om-te-groeien/

dinsdag 2 december 2014

Begenadigd


Zie je Ruth lopen
met op haar rug
een zak vol gelezen aren,
zie je haar ogen
waarin de glans
van wat ze heeft ervaren?

Zie je Maria
die na het bezoek
van de engel begint te zingen,
zie je haar bewogen
hart, overmand door
zegeningen?

Twee begenadigde vrouwen,
vol geloofsvertrouwen
in Ruth een ontluikende liefde
voor haar gevonden losser,
in Maria het groeiende kind,
de komende Verlosser.

Zie ik mezelf
in het licht van de nacht
waarin ik vergeving vroeg?
Mijn Verlosser ziet mij,
Hij heeft het volbracht.
Zijn genade is mij genoeg.

In mijn ogen verschijnt
de glans van Ruth,
met Maria begin ik te zingen,
doordat mijn Verlosser leeft
voel ik mijn hart opspringen.

Coby Poelman-Duisterwinkel


Aan dit gedicht werd de gouden veer toegekend door www.gedichtensite.nl op 24 december 2008.


Uit: "Het pinkstert"
en opnieuw gepubliceerd in "Velden vol melodieën" (2016)

vrijdag 21 november 2014

Licht het al?

Met grote blijdschap
mogen we ook dit jaar horen
dat lang geleden
onze Redder werd geboren.

Bevreesd zijn we al lang niet meer,
we zijn bekend met onze Heer

maar heel het volk,
zou iedereen al weten
wat hen ten deel gevallen is,
werd het licht al doorgegeven
in de duisternis?

Coby Poelman-Duisterwinkel


Bij Lucas 2 : 10


Uit: "Het pinkstert!"

De eerste strofe van dit gedicht is met toestemming overgenomen door Ark Media in één van de door hen uitgegeven Morgensterkaarten ISBN 453995 www.morgensterkaarten.nl

dinsdag 18 november 2014

Kort Kerstverhaal 2014 "Student aan huis", ook in het Fries en Gronings vertaald

STUDENT AAN HUIS

Geschreven vanuit het perspectief van een horloge.

Ik lig hier mijn minuten weg te tikken op het bureau van Thijs.
Wat nooit gebeurt, Thijs is vergeten mij om te doen. Ik lig een beetje verscholen onder een stapel kerstkaarten die nog niet opgehangen zijn aan de vrolijke slinger die over de kastdeur is gespannen. Juist als ik denk dat het een saaie dag gaat worden vliegt zijn kamerdeur open. Thijs grist mij van mijn plaats en bindt me om zijn pols. Hij haalt de fiets van het slot en racet door de stad, vliegt nog net door oranje, dat rood kleurt bij een laatste blik.
Oei, wat heeft hij een haast. Ik vond het al zo raar dat hij gewoon doorsliep toen zijn mobiel het irritante wektoontje liet horen. Gisteravond dacht ik nog, nou Thijs, het is een latertje voor jouw doen.
Ik vond het trouwens heel gezellig gisteravond. Thijs zat op de praatstoel. Hij was bij de man die hij helpt met de computer, een tachtiger die graag bij de tijd wil blijven.
Ze zaten nog even wat te drinken en Thijs vertelde over de cursus bibliodrama die hij volgt. Ze hadden “de lege stoel” gespeeld.
Dat gaat zo, de deelnemers aan de cursus mogen om de beurt aangeven welke persoon uit de Bijbel ze graag op die lege stoel willen hebben om zich in die persoon te kunnen verplaatsen. Thijs had gekozen voor de engel Gabriël.
Hij moest doen alsof Gabriël op de lege stoel zat en mocht hem een vraag stellen.
Thijs vroeg aan Gabriël wat er door hem heen ging toen hij dat jonge meisje Maria de aankondiging van de geboorte van Jezus ging brengen.
De leidster stelde voor om eerst in de Bijbel te gaan lezen wat Gabriël precies gezegd had tegen Maria.*)

Daarna moest Thijs zelf op die lege stoel gaan zitten en de vraag van Thijs als Gabriël beantwoorden. De leidster vroeg aan Thijs die nu dus Gabriël was; “Gabriël, heb je gehoord wat Thijs aan jou vroeg? Denk eens goed na. Wat voelde jij toen je bij Maria kwam en haar deze belangrijke boodschap moest brengen? Jij stond bij Maria in huis, het meisje was aan het koken, ze schrok van het licht en knipperde met haar ogen toen ze jou zag. Wat ging er op dat moment door jou heen? Kun je dat aan Thijs vertellen?”
Ik zag Gabriël diep nadenken. Het was minutenlang stil. Toen schraapte hij zijn keel en begon met aangedane stem te vertellen.
“Ik zag Maria voor me, haar verbaasde blik en nadat ik haar gegroet had met die hemelse woorden drong het tot me door namens wie ik daar was. Het moeilijkst vond ik om de boodschap zo over te brengen dat er niets verloren ging en dat het precies de woorden waren die God me had meegegeven. Om dit helder te krijgen moest ik eerst weer in contact komen met God zelf. Toen ik mijn aandacht op Hem vestigde bad ik in stilte om Zijn hulp. Op dat moment bracht ik de boodschap zoals die mij ingegeven werd. Ik was niets anders dan een schakel tussen haar en God.” 
“Mooi”, zei de leidster. “Gabriël, wissel van stoel, dan ben je nu weer Thijs.
Thijs, hoe was dit voor jou om even in de huid van Gabriël te kruipen en te ervaren wat het bezoek aan Maria met hem deed?”
Thijs keek de kring rond. “Ik voelde iets wat ik niet eerder zo heb ervaren. Hoe zal ik het zeggen, een allesomvattende vrede, een verlangen om in die vrede te blijven. Opeens besefte ik dat het er niet om ging wie ik was. Het ging er om wat God te zeggen had en dat Zijn boodschap landde.”
De leidster wilde weten wat Thijs hiervan geleerd had.
Weer was het een tijd stil. Toen zei hij dat het hem opgevallen was dat de hele geschiedenis meer voor hem was gaan leven en vooral dat hij de boodschap beter had begrepen. Meestal werd in zijn beleving de nadruk gelegd op hoe alles zou gebeuren en waarom gekozen was voor zo’n jong meisje, maar nu was hij meer gericht geweest op de bedoeling van het Kind dat verwacht werd. Hij had hierdoor nog meer ontzag gekregen voor de verwachte Koning en was ook erg onder de indruk van de slotwoorden van Maria”.

De tachtiger vond het prachtig. “Jongen”, zei hij, “wat jij me vertelt dat treft me. Je moet weten, ik zit al jaren met een lege stoel in huis en er is nooit in mij opgekomen om daar iemand op te laten zitten om me eens in te verplaatsen. Je hebt me op een idee gebracht. Ik zal geen dag meer eenzaam zijn als ik die lege stoel probeer te vullen. De Bijbel was voor mij al jaren een gesloten boek, er zat geen leven meer in toen mijn vrouw er niet meer uit voorlas. Het had me niets meer te vertellen maar met jouw verhaal kijk ik er anders naar. Er zijn genoeg bijbelse personen die ik wel eens iets zou willen vragen en als ik dat doe op de manier die jij me hier hebt voorgedaan kan ik dat in mijn eentje doen en komt er weer leven in mijn huis. Wil je die vragen van de leidster voor mij op papier zetten en het naar me toe mailen, ik weet nu hoe ik die openen moet, haha.”

In vliegende vaart fietst Thijs de stoep op van het universiteitsgebouw, rakelings langs de versierde kerstboom op het plein.
Van achter de kerstboom komt een magere strompelende man op hem af die hem iets wil vragen. Thijs wil zich verontschuldigen en mompelt iets maar dan schijnt hij zich te bedenken. Hij remt af, kijkt naar mij en richt zich tot de man.
Ik heb nog twee minuten zegt hij. Dan ziet hij hoe de man er aan toe is.
Als hier niet dringend hulp geboden wordt is het niet meer nodig.
Hij pakt zijn mobiel, belt het alarmnummer, legt uit wat er aan de hand is en waar hij zich bevindt. Hij zet zijn fiets aan de kant en ontfermt zich over deze lijkbleke vreemdeling. Hij stelt hem gerust, trekt zijn jas uit en legt die over de man heen.
Na twee minuten is er een ambulance. Thijs heeft de keus, hij kan mee naar het ziekenhuis maar hij kan ook zijn weg vervolgen.
De man kijkt hem aan met een blik die hem doet besluiten.

Wat hobbelt zo’n ambulance. Thijs verliest de man geen moment uit het oog. Hij heeft alle handelingen van de ambulancebroeders gevolgd en beseft dat er in deze donkere dagen voor kerst iets gaande is in hem. Komt het door die cursus, door het gesprek met de tachtiger of komt het door deze vreemdeling die iets in hem wakker maakt?
Met een schok veert hij rechtop. Hij had zich verplaatst in de persoon van dat andere bijbelverhaal. Er hoeft niet altijd een lege stoel te zijn om je in mensen te kunnen verplaatsen. Hoe had de tachtiger het ook alweer gezegd? Er zat geen leven meer in dat boek. Eigenlijk zou je het hele leven een oefening in bibliodrama kunnen noemen.
Hij kijkt naar de vreemdeling die er nu heel rustig bij ligt.
Merkt hij het, de ogen gaan even open, de lippen gaan iets van elkaar.
De ambulancebroeder knikt hem geruststellend toe. Het komt helemaal goed met u meneer, een beetje voeding en een infuusje doen wonderen. U hebt uzelf alleen maar sterk verwaarloosd maar gelukkig zijn er nog mensen die op tijd hulp inroepen. Ze worden wel eens engelen genoemd.
 
Veel te laat komt Thijs de collegezaal binnen. Zijn buurman fluistert; “Verslapen? Je mag je haar wel eens kammen man, je ziet er uit als een vliegende Hollander”.
“Gisteravond laat geworden” fluistert Thijs terug.
“Even lekker doorgezakt zeker”, grinnikt zijn buurman.
“Ach, het is maar hoe je het wilt noemen”, lacht Thijs.

© Coby Poelman-Duisterwinkel.

Dit verhaal is geschreven voor de kerstmiddag 2014 van de wijkgemeente Martinikerk Groningen. U mag dit verhaal gebruiken voor uw kerstviering maar niet verder verspreiden of publiceren zonder toestemming van de auteur. (cobytjeert@live.nl)

*) Hier kan men onderstaande (Willibrordvertaling) lezen of uit een andere vertaling het Bijbelgedeelte uit Lukas 1.

Aankondiging van de geboorte van Jezus
[26] In de zesde maand werd de engel Gabriël door God gezonden naar een stad in Galilea, met de naam Nazaret, [27] naar een maagd die verloofd was met een man genaamd Jozef, die uit het huis van David stamde; haar naam was Maria. [28] De engel trad bij haar binnen en zei: ‘Verheug u, begenadigde, de Heer is met u.’ [29] Zij raakte geheel in verwarring door wat hij zei en vroeg zich af wat deze begroeting te betekenen had. [30] Maar de engel zei: ‘Schrik niet, Maria, u hebt genade gevonden bij God. [31] U zult zwanger worden en een zoon baren, die u de naam Jezus moet geven. [32] Hij zal een groot man zijn, en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd. God, de Heer, zal Hem de troon van zijn vader David geven. [33] Hij zal eeuwig koning zijn over het huis van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’ [34] ‘Maar hoe moet dat dan?’ zei Maria tegen de engel. ‘Ik heb geen omgang met een man.’ [35] De engel antwoordde haar: ‘De Heilige Geest zal op u komen en kracht van de Allerhoogste zal u overdekken. Daarom zal het kind heilig genoemd worden, Zoon van God. [36] Bovendien, ook Elisabet, uw verwante, is op haar oude dag zwanger van een zoon; zij werd onvruchtbaar genoemd, maar zij is al in haar zesde maand. [37] Want voor God is niets onmogelijk.’ [38] Toen zei Maria: ‘Ik ben de dienares van de Heer; laat met mij gebeuren wat u gezegd hebt.’ Toen ging de engel van haar weg.

Gepubliceerd in het op 21 januari 2015 verschenen boek 'Beleef de dag'

Krystferhaal 2014: Studint oan hûs

Skreaun fanút it perspektyf fan in horloazje (in horloazje dat praat…).

Ik lis hjir op it buro fan Thys de minuten wei te tikjen.
Wat nea bart: Thys is fergetten my om te dwaan. Ik lis bedobbe ûnder in bultsje krystkaarten dy’t noch ophongen wurde moatte oan dy kleurige slinger dy’t oan de kast hinget. Krekt as ik tink dat it in saaie dei wurde sil fljocht de keamersdoar iepen. Thys raamt my fan e tafel en docht my om syn pols en draaft nei bûten. Dan docht hy de fyts fan ’t slot en jakkert troch de stêd, krekt troch oranje… of wie it no dochs al read…
O, wat hat hy in haast. Ik fûn it al sa nuver dat hy gewoan troch sliepte doe’t syn mobyltsje dat yrritante wurktoantsje hearre liet. Justerjûn tocht ik noch: no Thys, do bist mar let foar dyn dwaan.
Ik fûn it justerjûn trouwens hiel gesellich. Thys siet op ‘e praatstoel. Hy wie by dy âld man fan táchtich dy’t hy helpt mei syn kompjûter.
Neitiid dronken se noch wat en doe fertelde Thys oer de kursus ‘bibliodrama’ dy’t hy folget. Se hiene ‘de lege stoel’ spile.
Dat giet sa: de dielnimmers fan de kursus meie om beurten oanjaan hokker persoan út ‘e Bibel se graach op dy lege stoel ha wolle, om har ferfolgens yn dy persoan ynfiele te kinnen. Thys hie keazen foar de ingel Gabriël. Hy moast krekt dwaan oft Gabriël op dy lege stoel siet en dan mocht hy oan Gabriël in fraach stelle.
Thys frege oan Gabriël wat der troch him hinne gie doe’t hy dy jonge faam Maria de berte fan Jezus oansei.
De liedster stelde foar om earst yn ‘e Bibel te sjen wat Gabriël krekt tsjin Maria sein hie.

Dernei moast Thys sels op dy lege stoel sitten gean en syn eigen fraach beäntwurdzje as wie hy Gabriël sels.
De liedster frege Thys, dy’t dus no Gabriël wie: "Gabriël, hasto heard wat Thys dy frege? Tink dy ris yn. Wat fieldesto doest by Maria kaamst en har dit belangrike boadskip bringe moast? Do stiest by Maria yn ‘e hûs, se wie oan it itensieden en skrok fan it ljocht om dy hinne. Se moast de eagen suver tichtknipe. Wat gie der op dat momint troch dy hinne? Kinsto dat oan Thys fertelle?"
Ik (as horloazje)seach, dat Gabriël djip neitinke moast. It wie minutenlang stil. Oandien sei Gabriël:
Ik seach Maria, har ferbjustere antlit. Nei ’t ik har groete hie mei dy himelske wurden krong it ta my troch wa ‘t my stjoerd hie. It dreechste fûn ik it om it boadskip sa oer te bringen dat der neat ferlern gie en dat it krekt dy wurden wiene dy’t God mei meijûn hie. Om dit helder te krijen moast ik earst wer yn kontakt komme mei God sels. Doe’t ik safier wie bea ik om Syn Help. Doe koe ik it boadskip oerbringe sa’t it my ynjûn wie. Ik wie neat oars as in skeakeltsje tusken har en God."
"Moai", sei de liedster. "Gabriël, kom mar wer fan dy stoel ôf, dan bist no wer Thys. En, Thys, hoe wie dit foar dy om even yn ‘e hûd fan Gabriël te krûpen en te ûnderfinen wat dyn besite oan Maria mei dy die?"
Thys seach de kring ris rûn. "Ik fielde wat dat ik nea earder ûnderfûn ha. Hoe sil ik it sizze…: in folsleine frede, in langst om yn dy frede te bliuwen. Ynienen besefte ik dat it der net om gie wa’t ík bin, mar dat it giet om wat Gód te sizzen hat en dat syn Boadskip begrepen wurdt."
De liedster woe witte wat Thys hjirfan leard hie.
It waard wer in skoftsje stil. It wie him opfallen, sei Thys, dat dy hiele skiednis mear foar him betsjutten gie en boppedat dat hy it boadskip begrepen hie. Meastentiids waard yn syn beleving de neidruk lein op hóe’t alles barre soe en wêrom keazen wie foar sa’n jong faam, mar no wie hy mear rjochte op de bedoeling fan it berntsje dat ferwachte waard. Hy hie hjirtroch noch mear ûntsach krigen foar de ferwachte kening en wie gâns ûnder de yndruk fan de tsjinstberens fan Maria.

De âld man fûn it prachtich. "Jonge", sei hy, "watsto my fertelst dat rekket my, want ik sit hjir al jierren mei in lege stoel en it is nea yn my opkommen om dêr in ‘persoan’ op del te setten dêr’t ik my yn ynlibje moat. Do hast my op in idee brocht. Ik hoech fan no ôf net mear iensum te wêzen. As ik
mar immen op dy lege stoel set. De Bibel sei my al jierren neat mear. Der siet foar my gjin libben mear yn, no’t myn frou der net mear is. Dy Bibel hie my neat mear te fertellen, mar no sjoch ik der oars nei. Der binne genôch Bibelske persoanen dy’t ik wolris wat freegje wolle soe en as ik dat no doch op de manier dysto my foardien hast komt der wer reuring yn myn libben.
Wolsto dy fragen fan dy liedster op de mail sette nei my, ik wit no hoe’t ik dy iepenje moat, haha."

Thys riidt rimpen mei de fyts de stoepe op by it universiteitsgebou en rekket krékt net de fersierde krystbeam dy’t op it plein stiet. De fyts mar gau yn ’t slot. Dan komt der in âlde man op him ta stroffeljen, dy’t him wat freegje wol. Thys seit dat hy eins gjin tiid hat, mar sjocht ûnderwilens op my (syn horloazje) en bedimt wat. Unferwachts sakket de man troch de knibbels en leit oer de weareld. As hy net gau help siket foar dizze stakker, hoecht it net mear. Hy pakt syn mobyltsje, bellet 112 en leit út wat der oan ’e hân is. Hy lûkt syn jas út en leit dy oer de man hinne. Nei twa lange minuten is de sikenauto der. No moat er kieze: as mei nei it sikehûs gean as nei syn les yn it universiteitsgebou. De blik fan de bleke âlde man makket dat hy kiest foar it earste.

Wat hobbelet sa’n sikenauto! Hy ferliest de man net út it each en folget de hannelings fan de sikebrûders. Thys beseft dat der yn dizze tsjustere dagen foar de kryst wat mei him bard is. Komt it troch dy kursus... of troch it gesprek mei syn âlde kompjûterfreon of… troch dizze sike frjemde âld man?
Ynienen betinkt er him, dat hy him yn it plak stelde fan de sike man. Der hoecht net altyd in lege stoel te wezen om jo yn it plak fan in oar te stellen. Hoe hie dy tachtiger it ek al wer sein? Der siet gjin libben mear yn dat boek. Eins soene jo it hiele libben in oefening yn ‘bibliodrama’ neame kinne.
Hy sjocht nei de sike frjemde âld man dy’t no hiel rêstich yn de sikeauto leit. Fernimt dy it? Syn eagen geane efkes iepen. Hy wol wat sizze. De sikebrûder stelt him gerêst: " It komt wer hielendal goed mei jo, menear. In miel iten en in ynfús dogge wûnders. Jo ha net goed op josels past, mar lokkich binne der noch minsken dy’t op tiid help sykje. Se neame se ek wol ‘ INGELS’."

Fiersten te let komt Thys yn de kolleezjeseal. Syn buorman flústeret: "Fersliepen? Do meist dyn hier wolris kjimme! Do sjocht derút as ‘in vliegende Hollander!’
"Justerjûn let wurden!", flústeret Thys werom.
"Even lekker trochsakke, seker?", gnysket syn buorman.
"Och, ’t is mar hoest it neame wolst!", laket Thys.
 

STUDENT AAN HUUS

Schreven vanuut t perspectief van een horloge.

Ik lig hier mien minuten vot te tikken op t buro van Thijs.
Wat noeit gebeurt, Thijs het vergeten mie om te doun. Ik lig n beetje verstopt onder n stoapel kerstkoarten dai nog nait ophangen bennen aan de fleurege slinger dai over kaastdeur spannen is. Net as ik denk dat t een saaie dag worden zel vlaigt zien koamerdeur open. Thijs griept mie en biendt mie om zien aarm. Hai hoalt fiets van t slöt en reest stad deur, vlaigt nog net deur t oranje dat host op rood floept.
Oe, wat het er n hoast. Ik von t al zo roar dat er gewoon deurslaip dou zien mobiel lewaai moakte. Gusteroavond docht ik nog, nou Thijs, t is wel n loatertje veur dien doun.
Ik von t traauwens heul gezelleg gusteroavond. Thijs zat op de proatstoul. Hai was bie de man dai er helpt met compoeter, n tachteger dai groag bie de tied blieven wil.
Ze zaten nog even wat te drinken en Thijs vertelde over de cursus bibliodrama woar der al n pooske hen gait. Ze hadden "de lege stoul" speuld.
Dat gait zo, cursisten magen om beurten zeggen welke persoon uut Biebel ze groag op dai lege stoul hebben willen om zich ien dai persoon te verploatsen. Thijs haar kozen veur de engel Gabriël.
Hai mos doun of Gabriël op de lege stoul zat en mog hom wat vroagen.
Thijs vroug aan Gabriël wat er deur hom hen ging dou er dat jonge wichje Maria vertellen mog over de geboorte van Jezus.
De laidster stelde veur om eerst ien Biebel te lezen wat Gabriël precies tegen Maria zegd haar.

Dou mos Thijs zulf op dai lege stoul zitten goan en mos er Thijs as Gabriël antwoord geven. De laidster vroug aan Thijs dai nou dus Gabriël was; "Gabriël, hest heurd wat Thijs die vroug? Denk es goud noa. Wat vuilde stoe doust bie Maria kwaamst en heur dizze belangrieke boodschap brengen most? Doe stonst bie Maria ien huus, t wichje was aan t koken, ze schrok van t licht en knipte met ogen dou ze die zag. Wat ging er dou deur die hen? Kenst dat aan Thijs vertellen?"
Ik zag Gabriël daip noadenken. t Was minutenlang stil. Dou slook er even en begon zuver wat van zien stuk brocht, te vertellen.
"Ik zag Maria veur mie, heur verboasd gezicht en noadat ik heur grout haar met dai hemelse woorden drong t tot mie deur noamens wel ik doar was. t Moeilekst von ik om de boodschap zo over te brengen dat er niks verloren ging en dat het precies de woorden waren dai God mie metgeven haar. Om dit dudelek te kriegen mos ik eerst weer ien contact kommen met God zulf. Toen ik mien aandacht bie Hom haar bad ik stil om Zien hulp. Ien dat ogenblik brocht ik de boodschap over zoas dai mie iengeven werd. Ik was niks aans dan n schoakel tussen heur en God."
"Mooi", zee de laidster. "Gabriël, wissel van stoul, den bist nou weer Thijs.
Thijs, hou was dit veur die om even ien de huud van Gabriël te kroepen en te ervoaren wat het bezuik aan Maria met hom dee?"
Thijs keek de kring ien t ronde. "Ik vuilde wat, dat ik nait eerder zo ervoaren heb. Hou zel ik t zeggen, een boetengewone vrede, woar ik nait weer uut kommen wol. Ienainend kreeg ik deur dat t er nait om ging wel ik was. t Ging er om wat God te zeggen haar en dat Zien boodschap overkwaam."
De laidster wilde waiten wat Thijs hiervan leerd haar.
Weer was t een tied stil. Dou zee er dat t hom opvallen was dat de heule geschiedenis meer veur hom begonnen was te leven en veural dat hai de boodschap beter begrepen haar. Moinstied werd ien zien beleven noadruk legd op hou alles gebeuren zol en woarom veur zo’n jong wichje kozen was, mor nou was er meer bepoald west op de bedouling van t Kiend dat verwacht werd. Hai haar nou nog meer ontzag kregen voor de Koning dai verwacht wer en was ook slim onder iendruk van wat Maria op t end zegd haar.

De tachteger von t prachteg. Hai zee "Wastoe mie vertelst jong, dat dut mie wat. Waist wat t is, ik zit al joaren met n lege stoul ien huus mor t is nog noeit ien mie opkommen om doar ain op zitten te loaten om mie es ien te verploatsen. Doe hest mie op n idee broacht. Ik zel gain dag meer allain weden as ik ain op dai lege stoul zitten loat. Biebel was veur mie al joaren n oafsloten bouk, der zat gain leven meer ien dou mien vrouw der nait meer uut veurlas. t Haar mie niks meer te vertellen mor met dien verhoal kiek ik der aans noar. Der bennen genog biebelse personen dai ik wel es wat vroagen wil en as ik dat dou zoastoe mie dat veurdoan hest ken ik dat allenneg doun, den komt er weer wat leven ien mien huus. Wilst dai vroagen van cursus veur mie op de mail zetten, ik wait nou hou ik dai open moaken mot, haha."

Thijs stoeft over stoep van universiteit, roakelings langs de versierde kerstboom op t ploin.
Van achter de kerstboom komt n moagere kerel op hom oaf dai hom wat vroagen wil. Thijs wil al zeggen dat er gain tied het en mompelt wat, mor den liekt het erop dat er zich bedenkt. Hai remt of, kiekt noar mie en zegt den tegen de man;
"k Heb nog twai minuten". Den zugt er hou de man der aan tou is.
As hier nait vot ain helpt den huft het nait meer.
Hai pakt zien mobiel, belt 112, legt uut wat er loos is en woar der is. Hai zet zien fiets aan kant en boegt over dizze liekblaike man hen. Hai stelt hom gerust, trekt zien jas uut en legt dai over hom hen.
Twai minuten loater is ambulance der ook. Thijs ken kaizen, hai ken met noar t zaikenhuus mor hai ken ook zien college volgen.
De man kiekt hom aan met zukke vroagende ogen dat er denkt, ik goa met.

Wat hobbelt zo’n ambulance. Thijs hold de man aalgedureg ien de goaten. Hai het alle handelingen van t ambulancepersoneel volgd en beseft dat ien dizze donkere doagen veur kerst wat bie hom ien bewegen zet is. Komt dat deur dai cursus, deur wat er met de tachteger beproat het of komt het deur dizze vremde man dai wat ien hom wakker moakt?
Met n schok veert er rechtop. Hai haar zich verploatst ien de persoon van n aander biebelverhoal. Der huft nait altied n lege stoul weden om je ien mensen te verploatsen. Hou haar de tachteger t ook alweer zegd? Der zat gain leven meer ien dat bouk. Aigelieks zol je t heule leven as n oefening ien bibliodrama bekieken kennen.
Hai kiekt noar de man dai der nou heul rusteg bie ligt.
Vernemt er t, zien ogen goan even open, lippen goan wat van mekoar.
De ambulancebroeder knikt hom tou. "t Komt hailemoal goud met joe meneer, n beetje eten en n infuus doun wonderen. Joe hemmen nait goud genog op joezelf paast mor gelukkeg bennen der nog mensen dai op tied aan de bel trekken. Ze worden wel es engelen neumd".

Thijs komt veul te loat ien de les. Zien buurman fluustert; "Versloapen? Magst dien hoar wel es kammen man, zugst er uut as n vlaigende Hollander".
"Gusteroavond loat worden" fluustert Thijs terug.
"Even lekker deurzakt zeker", gniffelt zien buurman.
"Och, t is mor hou je t neumen willen", lacht Thijs.

© Coby Poelman-Duisterwinkel.

donderdag 13 november 2014

Heimwee


Ik klom het duin op om de zee te zien.
De golven speelden krijgertje, ze rolden,
veel verder voer een tjalk, de zeilen bolden.
In mijn gedachten ruisten ongezien

de melodieën van herinneringen,
ik zag mijn vader door het water gaan,
zijn borst nog wit, hij had geen T-shirt aan
en hoorde orgeltonen in zijn zingen.

Hier brachten wij talloze zomers door,
ik wist nog waar mijn moeder lag te zonnen,
mijn voeten zochten ongemerkt hun spoor.

Zij kenden God, waren mijn Bijbelbronnen,
we zongen met ons drieën in een koor.
Zij gingen al, hun Zomer is begonnen.

Coby Poelman - Duisterwinkel


Geschreven voor het thema "Sonnet" van www.gedichtensite.nl



Kunstwerk van  W.A. Himmelreich

Gepubliceerd in "Velden vol melodieën" (2016)

maandag 27 oktober 2014

Schilderachtig



Het winters landschap aan de blinde muur
wekt in een waas van geheimzinnigheid
de aandacht op nabij en eindigheid
door roze nevel als een lichtend vuur.

Wachtende bomen wenken uit hun stam,
zie hoe die mist ons vergezicht ontnam.

Coby Poelman - Duisterwinkel


Geïnspireerd door het schilderij van A. J. Scholten

dinsdag 21 oktober 2014

Verheug u!


Ja, ik verheug mij
in de Heer
Hij is nabij,
ik voel het
in alle vezels
van mijn vlees,
Hij stroomt
in levensadem
door mijn geest,
Hij kent mij en
al wat mij bezighoudt,
Hij weet het.

Hij legt Zijn vrede
in mijn hart
als antwoord op
mijn bidden
en mijn danken,
Hij kleedt mij
met zijn vriendelijkheid
en neemt mijn zorgen af.

Zijn vreugde voel ik
waar de waarheid heerst,
rechtvaardigheid de zege viert,
waar deugd en edelheid
zijn lof verdient,
gebeurt wat Hij ons leerde,
Hij vult mijn hoogst begeren.

Coby Poelman-Duisterwinkel

Bij Filippenzen 4 vers 4- 9

Uit: Verrassend uitzicht (2013)

zondag 19 oktober 2014

Muziektegels

Negen tegels
blinken koperkleurig
in de zon,
drie bij drie.
Een kleuter springt
van tegel naar tegel,
muziek weerklinkt
als van een xylofoon.
De kleuter zingt,
looft, prijst, swingt,
geniet!

Negen tegels
vol muziek
en een dansende kleuter
versieren
een zonovergoten dag
met stralend publiek!

Coby Poelman-Duisterwinkel

Uit : "Geloofsvreugde"(2013)

vrijdag 17 oktober 2014

Hoor het koor!



Vreugde zingt de ruimte in
als wij elkaar begroeten.
Het orgel nodigt,
partituren wachten
op uitgestrekte armen.

We zingen in en stralen uit
wat ons ten diepste vult,
de lofzang houdt ons gaande.
Vol eerbied leven we ons in,
stemmen vloeien samen.

Psalmen spreken
door aloude woorden,
dragen heden en verleden.

Krachtig klinken onze zangen,
in de weerklank juicht
ons prijzen en verlangen,
zien we uit als
een verheugde bruid
naar Hem
die ons de vreugde schonk
in tal van zegeningen,
het mooiste wat ons bindt:
voor Hem te mogen zingen!
 
Coby Poelman -Duisterwinkel


Uit: "Geloofsvreugde"(2013)

dinsdag 14 oktober 2014

Abdijlogés


Een gierzwaluw boven Aduard
nam zijn vliegmaatje even apart.
Heb je dat gehoord
vanmorgen in 't Woord,
onze jongen gaan Hem aan het hart.

Coby Poelman - Duisterwinkel


Uit: Verrassend uitzicht

donderdag 9 oktober 2014

De Abdij




De klank van mijn gang
verbreekt de stilte
van de middeleeuwse kerk.
Waar ik ga zitten
gaat het zwijgen verder.
Hier zaten wij
zondag aan zondag.
Rond de antieke tafel
droeg men brood en wijn.
De kansel ademt geest
van pluriformiteit.


Eeuwen lang werd hier
geloof beleden,
leeuwenbank omgeven,
voorover buigend namen
in gedachten opgeschreven;
hervonden zangers van de cantorij
hun evenwicht op de in stenen
uitgehouwen randen
bij ’t repeteren van de Vogelmis,
hun zeer geliefkoosde
geloofsbelijdenis.
Hier kwamen en hier gingen
monniken, muzikanten,
Abdijconcertbezoekers,
kosters en predikanten.

We wreven bijenwas
in het doorleefde eiken.
De zon doorschijnt het stof
in gotisch vormgegeven glas.
Het kraken van mijn jas
vertolkt het amen
van mijn spontaan
ontstane dank aan God.

De zware buitendeur
nog in mijn handen
speur ik op de kale trap
naar de gewiste sporen
van wisselende organisten.
In de Abdijstraat
klinkt later mijn gedempte stap.
 
Coby Poelman - Duisterwinkel

Uit: "Verstillend Licht"

De voordracht van dit gedicht is te beluisteren op: 

http://audiogedichten.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=116&Itemid=101
Het kunstwerk is van Anco Wigboldus.

woensdag 24 september 2014

Lieve ......



Weet je het nog
hoe tijdens je depressie
je zo bijzonder voor ons werd,
we elke dag jou om de beurt
het bed uitpraatten
en lange wandelingen maakten,
we samen opruimden waar jij
geen moed voor had
en de voldoening die het gaf?

Wat heeft het ons
een levenszin gegeven
toen je depressie voor ons oog
mocht worden opgeheven
dat je na al die jaren
nog vreugdevol de dag ontmoet
en lieve .....
namens de hele groep,
we danken God
en brengen je Zijn groet.

Coby Poelman-Duisterwinkel


Eén van de gedichten die gepubliceerd zijn in de Bijbelse dagboeken
 "Kruimkens van 's Heeren tafel 2015" en "Honigdroppels 2015"
en in "Beleef de dag" (2015)

dinsdag 23 september 2014

Spiegelogen


Als ogen
spiegel van de ziel zijn
en U in ons woont
kijken wij naar elkaar
met geestesogen,
bent U met ons
en wie wij zien bewogen,
spiegelt Uw licht!

Coby Poelman-Duisterwinkel


Uit: "Geloofsvreugde"

dinsdag 16 september 2014

Heerlijkheidsstralen


Uw lichtbron schijnt,
de stralen
zijn als gaven
van de Geest,
ze dalen
in een waaier,
landen in ontvangers
die ontstoken door Uw licht
weerkaatsen in de ander,
spiegelend hun Gever
in heen en weerbeweging
van Vader, Zoon en Geest.

Coby Poelman - Duisterwinkel


vrijdag 12 september 2014

Het jonassen van Jona


In het binnenste
van de vis
zit het Jona dwars
dat er bij hem
geen ruggengraat is.
Hij jonast als een foetus,
zijn geloof wordt groot.

Hij geeft zich over,
de vis
begint te spugen,
het is
of hij opnieuw
geboren is.

Hij doet
wat hij moest doen
maar het kwaad
komt bovendrijven,
de oude Jona
komt weer tussenbeide.

In het nieuw geboren licht
jonast Jona
voor Gods aangezicht.
 
Coby Poelman - Duisterwinkel

 
Uit "Verstillend Licht"

maandag 1 september 2014

In Christus


Levend in de stralen
van Zijn omvangrijk licht,
blijvend
in wat Zijn daglicht
kan verdragen
zal Zijn schaduw
naast je zijn,
Zijn warmte
in je ademhalen.

Coby Poelman - Duisterwinkel


Uit: "Beleef de dag" (2015)

dinsdag 26 augustus 2014

Knielen op een bed violen


Klaaglied van Margje:

Waarom heb je het voor mij verzwegen,
je diepste gevoel, met jezelf verlegen,
wat je totaal in verwarring bracht,
je bezighield in het holst van de nacht?
Ik had je toch begrepen
als je had verteld wat je zo had aangegrepen.

Als ik je vroeg of hij was geweest,
het aan je rook, die geur, en jij zo bedeesd.
We hadden het toch meteen kunnen delen,
waarom wilde je die momenten stiekem stelen
en borg je alles voor me weg,
kroop je met die zwartjassen achter de heg?

Besef je niet hoe ik werd verscheurd
door onrust, wat was er toch met je gebeurd?
Het leek wel of er een muur tussen ons rees.
De angst om te worden als een wees.
Soms zou ik je wakker willen schudden en vragen:
Zie je me nog, voel je me, hoor je mijn hart klagen?

Juist dat achterbakse valt me zo van je tegen.
Zo was je nooit. Je bent toch zo integer.
Je bent zo bezig met de Weg en de Waarheid,
maar mij heb je al die tijd om de tuin geleid.

Ik wil je niet verliezen aan die mannen met hun wetten.
Samen konden we altijd bergen verzetten.
Als je alles van het begin af met mij had gedeeld
was het anders geweest, was er meer geheeld.

Zoals je daar slaapt, geknield in de kou,
is het een wonder dat ik zoveel van je hou?
In de stilte van de nacht
heb ik God mijn dank gebracht.
Mijn klaaglied is tot een hooglied gegroeid.
Ach kijk, de brandende liefde bloeit.

Coby Poelman-Duisterwinkel.

Gedicht n.a.v. het boek “Knielen op een bed violen” van Jan Siebelink.
Voorgedragen op de leeskringkaravaan te Haren in 2006.

Gepubliceerd in "Strijklicht van violen" (2013)

De voordracht is te beluisteren op

zondag 24 augustus 2014

De Wilgenlaan


Fiets ik door de Wilgenlaan
over geasfalteerde wortels,
dan denk ik
onherroepelijk aan haar.
Getrokken
door haar geliefde paarden
reed hier de rouwkoets
met de lege baar.
Onze wegen scheidden
op weg naar ‘t einde
van haar lijden.

De wilgen zijn geknot
en uitgelopen,
voor haar gaat
ver van hier
een nieuwe
toekomst open
waarop ik hier
op aarde nog
mag blijven hopen,
verbonden door de wortels
van ons geloof in God.

Een eindje verderop
wordt er al weer
een wilg geknot.

Coby Poelman-Duisterwinkel


Uit: "Verstillend Licht"

donderdag 21 augustus 2014

De kerkgangers


Daar staat hij,
hoor hem spreken;
dank dat ik niet zo
als die ander ben.

Hij die het aanhoort,
zich van schuld bewust
buigt zich nog dieper,
fluistering wordt smeken.

De één stalt uit,
de ander vraagt,
die ander,
hij ontvangt.

Zo is Hij, God,
die mensenharten kent,
Hij geeft aan wie gelovig
zijn schuld aan Hem erkent.

Coby Poelman - Duisterwinkel

Bij Lucas 18 : 9 – 14


dinsdag 19 augustus 2014

Christen zoekt Christin



Hoe vindt een man
een Christenvrouw
die hem als levensgezel past
als hij niet zo vrijmoedig
op een vrouw afstapt?

Hoe vindt een vrouw
een Christenman
als zij om ijs te breken
een man niet zomaar
aan durft spreken?

Is het misschien een plan
voor Christelijke zoekers
een ring om wijsvinger te dragen
als aanleiding
de ander te bevragen?

Coby Poelman - Duisterwinkel


Uit: "Granaatjes met een gouden slot"

vrijdag 8 augustus 2014

Stadse kudde



Rondom de
kerk van
Schoonebeek
hoorden dwalende
schapen een preek.

Ze lieten
alles in de steek
en zoeken
met hun herder
in de stad Groningen verder.

Coby Poelman-Duisterwinkel


Uit: "Granaatjes met een gouden slot"


N.a.v. de Schoonebeker schapen die in de stad Groningen lopen te grazen als milieuvriendelijke grasmaaiers.

zaterdag 2 augustus 2014

Spreuken vier



Hij preekte een kwartier
over Spreuken vier
in een dorpje in ’t Westerkwartier.

Het Woord spreekt voor zich
sprak de prediker fier.

Zijn woorden klinken door
op mijn schrijfpapier.

Coby Poelman - Duisterwinkel


Uit: "Granaatjes met een gouden slot"

maandag 28 juli 2014

Actie orgelpijp


Een orgelcommissie in ’t Noorden
brengt vorsend een plan onder woorden,
wie mee restaureert,
een pijp adopteert
bekroont een verbond in akkoorden.

Coby Poelman - Duisterwinkel


Geschreven voor de Hervormde gemeente te Dorkwerd,
misschien ook een idee voor andere gemeenten?


Kunstwerk van Marius van Dokkum, bron: Art revisited Tolbert

zaterdag 19 juli 2014

Bruisend van verlangen

Tussen de madelieven
in het geplette veld
zingen je fluisteringen
in zachte melodieën
als lispelende beekjes
door mijn herinnering,
ik kan niet wachten
om je weer te zien.

Ik rijg voor jou
een stralenkrans
van open madelieven,
verlangend uitziend
naar de liefdesnacht
waarin we onze eenheid
mogen vieren
in innigheid, zo diep
dankzij de Allerliefste
die ons zo prachtig schiep.

Coby Poelman-Duisterwinkel

Hooglied 7 : 10 - 11

dinsdag 8 juli 2014

Blij met jou



Je bent nog maar een vormpje
in golvend grijzig zwart,
een klein wit stipje
toont ons je kloppend hart,

‘k bespeur in wie ik in mij droeg
en die jouw moeder wordt
een vleugelspreidend oergevoel
voor wie zich in haar vormt.

Er welt in ons een vreugdegolf,
een omahart in bloei,
door Zijn genadig Vaderhart
beleven wij jouw groei.

Coby Poelman - Duisterwinkel

donderdag 3 juli 2014

Broederlijke liefde

Ons zusje van negen lentes,
haar lichaam, een kind gelijk,
hoe kunnen we haar beschermen
als iemand haar wenst als zijn bruid,
wil zij haar lichaam bewaren
voor wie op haar liefde wacht,
wij zullen ons om haar scharen,
omringen met broederkracht
maar opent zij voor de begeerte haar hart,
wij weven een mantel van hoefblad.

Ik ben een wachtende reine
als mijn lichaam is ontloken,
het is mijn sieraad, mijn vredesgemoed,
voor mijn bruidegom allesbelovend,
geen hoefblad heeft mij omgeven,
ik koos ervoor het wachten te beleven.

Coby Poelman - Duisterwinkel

Hooglied 8 : 8 - 10

Geschreven voor het thema "Hooglied" van www.gedichtensite.nl

woensdag 25 juni 2014

Gedaanteverwisseling



Bij de kerk stond altijd een zwerver
maar díe zondag een wachtende gast.
We waren hem bijna genaderd.
Een kerkganger riep verrast:

"Wat een gedaanteverwisseling"
en wisselde lachend een blik
met de keurig geklede vreemdeling.
Toen volgden mijn man en ik.

De vreemdeling, totaal verrast
bekeek zich vol verwondering.
Verbaasd en vrolijk vroeg hij ons:
"Zoveel verandering?"

Wij wisten even niets te zeggen
schudden lachend nee.
Hij zag de humor er van in,
liep gnuivend met ons mee.

Ik dacht aan een stuk uit de Bijbel
en zwierf met de zwerver mee,
vroeg me af waar díe zou verblijven.
Bad de vreemdeling met mij mee?

De zondag daarop stond de zwerver er weer
op zijn vertrouwde plek.
Het was of hij iets te zeggen had
in een woordeloos gesprek.

Coby Poelman - Duisterwinkel


Uit: "Verstillend Licht"

zondag 22 juni 2014

Traauwringen (In het Gronings)



De ringen van traauw
as symboliek
op dizze traauwdag geven
bennen as de joarringen
van joen levensboom,
worreld ien Gods laifde
met mekoar verweven.

Zolaang de traauw
deur laifde voud wordt
is joen levensboom gezond
en gruit er goud.

De ringen van Gods traauw,
dai joen joarringen omgeven,
vörmen droagkracht
veur de mooiste vruchten
van joen huwleksleven.

Coby Poelman-Duisterwinkel

Uit: "Grunneger Biebelgedichten"

zondag 15 juni 2014

Lichtend dons

Wanneer het vederlichte dek
een loden deken lijkt,
je onder zwaartekracht bezwijkt,
het daglicht je te fel begroet
in 't donker van je nachtgemoed
als je geen uitkomst
in 't gebed meer ziet',
je schuilt in een immens verdriet

neem dan het dek in beide handen,
trek het omhoog voor je gezicht,
zie je tussen dat dons het licht?
Er is een Helper die met je bidt,
juist als je in dat diepe donker zit.

Hij tilt je loden deken,
laat je je nood uitspreken
en wacht tot alles bij hem is gebracht,
de loden deken om je ligt
als zachte vacht.

Coby Poelman-Duisterwinkel

Uit: "Geloofsvreugde"
Het kunstwerk is van Jo van Wiggen

zaterdag 7 juni 2014

Als een kind



Je hoeft echt niet
tot in de sterren leren
om te begrijpen
dat God van je houdt,
leer maar gewoon
een kind van Hem te worden
dat bij het zien van sterren
de handen voor Hem vouwt.

Coby Poelman - Duisterwinkel

vrijdag 6 juni 2014

Conciërge in Zijn dienst



Hij kent de regels,
volgt ze consequent,
verlicht de taak
van directeur,
de mentor en docent,
kent elke leerling
en de reden van absent.

De ouders
zijn voor hem bekend,
hij leeft zich in
en deelt hun zorg,
heeft hart voor het
hem toevertrouwde kind.

Hij weet wat er
beloofd werd bij de doop,
hij opent
niet alleen de deur,
in hem
gaan deuren open,


is hij
een dagje vrij,
het werk laat hem niet los
maar hij vindt rust
bij God.

Coby Poelman-Duisterwinkel

Uit: "Verrassend uitzicht"
Het kunstwerk is van Jo van Wiggen.

donderdag 5 juni 2014

De duif




Als op een dag
gericht
een duif verschijnt
voor een geopend raam,
wegmaait wat
voor zijn voeten ligt,
een rondje door
de kamer vliegt
en dan verdwijnt

is dat dan niet een teken
van Hem voor ons bedoeld,
voel ik de ademtocht
nog in de ruimte?

Mijn geest verruimt
bij de gedachte
dat wat er ook maar
voor zijn voeten ligt
Hij weg zal halen
voor mij openstaand,
in warme liefde
wegen baant.

Coby Poelman - Duisterwinkel


Uit: "Verstillend Licht"

Het kunstwerk is van Torcque