Zoekt u Christelijke gedichten voor kerkblad, liturgie, bijbelstudie, vieringen of een gedicht bij een Bijbelgedeelte? De gedichten die u hier aantreft mag u ongewijzigd met vermelding van naam en bron vrij gebruiken. Zoekt u een digitale verjaardagskaart, beterschapskaart, condoleancekaart of doopkaart met een gedicht? Ook die kunt u hier vinden. Voor vragen of het verzorgen van een lezing met voordrachten of een workshop kunt u contact opnemen via cobytjeert@live.nl Inmiddels is er ook een volledig programma voor Kerst en Pasen. Mijn boeken zijn via mijn mailadres verkrijgbaar en te leen in de bibliotheek. Er is nog een interview te beluisteren van enkele jaren geleden , https://soundcloud.com/user-671424345/interview-coby-poelman-duisterwinkel-10-07-2017

dinsdag 18 november 2014

Kort Kerstverhaal 2014 "Student aan huis", ook in het Fries en Gronings vertaald

STUDENT AAN HUIS

Geschreven vanuit het perspectief van een horloge.

Ik lig hier mijn minuten weg te tikken op het bureau van Thijs.
Wat nooit gebeurt, Thijs is vergeten mij om te doen. Ik lig een beetje verscholen onder een stapel kerstkaarten die nog niet opgehangen zijn aan de vrolijke slinger die over de kastdeur is gespannen. Juist als ik denk dat het een saaie dag gaat worden vliegt zijn kamerdeur open. Thijs grist mij van mijn plaats en bindt me om zijn pols. Hij haalt de fiets van het slot en racet door de stad, vliegt nog net door oranje, dat rood kleurt bij een laatste blik.
Oei, wat heeft hij een haast. Ik vond het al zo raar dat hij gewoon doorsliep toen zijn mobiel het irritante wektoontje liet horen. Gisteravond dacht ik nog, nou Thijs, het is een latertje voor jouw doen.
Ik vond het trouwens heel gezellig gisteravond. Thijs zat op de praatstoel. Hij was bij de man die hij helpt met de computer, een tachtiger die graag bij de tijd wil blijven.
Ze zaten nog even wat te drinken en Thijs vertelde over de cursus bibliodrama die hij volgt. Ze hadden “de lege stoel” gespeeld.
Dat gaat zo, de deelnemers aan de cursus mogen om de beurt aangeven welke persoon uit de Bijbel ze graag op die lege stoel willen hebben om zich in die persoon te kunnen verplaatsen. Thijs had gekozen voor de engel Gabriël.
Hij moest doen alsof Gabriël op de lege stoel zat en mocht hem een vraag stellen.
Thijs vroeg aan Gabriël wat er door hem heen ging toen hij dat jonge meisje Maria de aankondiging van de geboorte van Jezus ging brengen.
De leidster stelde voor om eerst in de Bijbel te gaan lezen wat Gabriël precies gezegd had tegen Maria.*)

Daarna moest Thijs zelf op die lege stoel gaan zitten en de vraag van Thijs als Gabriël beantwoorden. De leidster vroeg aan Thijs die nu dus Gabriël was; “Gabriël, heb je gehoord wat Thijs aan jou vroeg? Denk eens goed na. Wat voelde jij toen je bij Maria kwam en haar deze belangrijke boodschap moest brengen? Jij stond bij Maria in huis, het meisje was aan het koken, ze schrok van het licht en knipperde met haar ogen toen ze jou zag. Wat ging er op dat moment door jou heen? Kun je dat aan Thijs vertellen?”
Ik zag Gabriël diep nadenken. Het was minutenlang stil. Toen schraapte hij zijn keel en begon met aangedane stem te vertellen.
“Ik zag Maria voor me, haar verbaasde blik en nadat ik haar gegroet had met die hemelse woorden drong het tot me door namens wie ik daar was. Het moeilijkst vond ik om de boodschap zo over te brengen dat er niets verloren ging en dat het precies de woorden waren die God me had meegegeven. Om dit helder te krijgen moest ik eerst weer in contact komen met God zelf. Toen ik mijn aandacht op Hem vestigde bad ik in stilte om Zijn hulp. Op dat moment bracht ik de boodschap zoals die mij ingegeven werd. Ik was niets anders dan een schakel tussen haar en God.” 
“Mooi”, zei de leidster. “Gabriël, wissel van stoel, dan ben je nu weer Thijs.
Thijs, hoe was dit voor jou om even in de huid van Gabriël te kruipen en te ervaren wat het bezoek aan Maria met hem deed?”
Thijs keek de kring rond. “Ik voelde iets wat ik niet eerder zo heb ervaren. Hoe zal ik het zeggen, een allesomvattende vrede, een verlangen om in die vrede te blijven. Opeens besefte ik dat het er niet om ging wie ik was. Het ging er om wat God te zeggen had en dat Zijn boodschap landde.”
De leidster wilde weten wat Thijs hiervan geleerd had.
Weer was het een tijd stil. Toen zei hij dat het hem opgevallen was dat de hele geschiedenis meer voor hem was gaan leven en vooral dat hij de boodschap beter had begrepen. Meestal werd in zijn beleving de nadruk gelegd op hoe alles zou gebeuren en waarom gekozen was voor zo’n jong meisje, maar nu was hij meer gericht geweest op de bedoeling van het Kind dat verwacht werd. Hij had hierdoor nog meer ontzag gekregen voor de verwachte Koning en was ook erg onder de indruk van de slotwoorden van Maria”.

De tachtiger vond het prachtig. “Jongen”, zei hij, “wat jij me vertelt dat treft me. Je moet weten, ik zit al jaren met een lege stoel in huis en er is nooit in mij opgekomen om daar iemand op te laten zitten om me eens in te verplaatsen. Je hebt me op een idee gebracht. Ik zal geen dag meer eenzaam zijn als ik die lege stoel probeer te vullen. De Bijbel was voor mij al jaren een gesloten boek, er zat geen leven meer in toen mijn vrouw er niet meer uit voorlas. Het had me niets meer te vertellen maar met jouw verhaal kijk ik er anders naar. Er zijn genoeg bijbelse personen die ik wel eens iets zou willen vragen en als ik dat doe op de manier die jij me hier hebt voorgedaan kan ik dat in mijn eentje doen en komt er weer leven in mijn huis. Wil je die vragen van de leidster voor mij op papier zetten en het naar me toe mailen, ik weet nu hoe ik die openen moet, haha.”

In vliegende vaart fietst Thijs de stoep op van het universiteitsgebouw, rakelings langs de versierde kerstboom op het plein.
Van achter de kerstboom komt een magere strompelende man op hem af die hem iets wil vragen. Thijs wil zich verontschuldigen en mompelt iets maar dan schijnt hij zich te bedenken. Hij remt af, kijkt naar mij en richt zich tot de man.
Ik heb nog twee minuten zegt hij. Dan ziet hij hoe de man er aan toe is.
Als hier niet dringend hulp geboden wordt is het niet meer nodig.
Hij pakt zijn mobiel, belt het alarmnummer, legt uit wat er aan de hand is en waar hij zich bevindt. Hij zet zijn fiets aan de kant en ontfermt zich over deze lijkbleke vreemdeling. Hij stelt hem gerust, trekt zijn jas uit en legt die over de man heen.
Na twee minuten is er een ambulance. Thijs heeft de keus, hij kan mee naar het ziekenhuis maar hij kan ook zijn weg vervolgen.
De man kijkt hem aan met een blik die hem doet besluiten.

Wat hobbelt zo’n ambulance. Thijs verliest de man geen moment uit het oog. Hij heeft alle handelingen van de ambulancebroeders gevolgd en beseft dat er in deze donkere dagen voor kerst iets gaande is in hem. Komt het door die cursus, door het gesprek met de tachtiger of komt het door deze vreemdeling die iets in hem wakker maakt?
Met een schok veert hij rechtop. Hij had zich verplaatst in de persoon van dat andere bijbelverhaal. Er hoeft niet altijd een lege stoel te zijn om je in mensen te kunnen verplaatsen. Hoe had de tachtiger het ook alweer gezegd? Er zat geen leven meer in dat boek. Eigenlijk zou je het hele leven een oefening in bibliodrama kunnen noemen.
Hij kijkt naar de vreemdeling die er nu heel rustig bij ligt.
Merkt hij het, de ogen gaan even open, de lippen gaan iets van elkaar.
De ambulancebroeder knikt hem geruststellend toe. Het komt helemaal goed met u meneer, een beetje voeding en een infuusje doen wonderen. U hebt uzelf alleen maar sterk verwaarloosd maar gelukkig zijn er nog mensen die op tijd hulp inroepen. Ze worden wel eens engelen genoemd.
 
Veel te laat komt Thijs de collegezaal binnen. Zijn buurman fluistert; “Verslapen? Je mag je haar wel eens kammen man, je ziet er uit als een vliegende Hollander”.
“Gisteravond laat geworden” fluistert Thijs terug.
“Even lekker doorgezakt zeker”, grinnikt zijn buurman.
“Ach, het is maar hoe je het wilt noemen”, lacht Thijs.

© Coby Poelman-Duisterwinkel.

Dit verhaal is geschreven voor de kerstmiddag 2014 van de wijkgemeente Martinikerk Groningen. U mag dit verhaal gebruiken voor uw kerstviering maar niet verder verspreiden of publiceren zonder toestemming van de auteur. (cobytjeert@live.nl)

*) Hier kan men onderstaande (Willibrordvertaling) lezen of uit een andere vertaling het Bijbelgedeelte uit Lukas 1.

Aankondiging van de geboorte van Jezus
[26] In de zesde maand werd de engel Gabriël door God gezonden naar een stad in Galilea, met de naam Nazaret, [27] naar een maagd die verloofd was met een man genaamd Jozef, die uit het huis van David stamde; haar naam was Maria. [28] De engel trad bij haar binnen en zei: ‘Verheug u, begenadigde, de Heer is met u.’ [29] Zij raakte geheel in verwarring door wat hij zei en vroeg zich af wat deze begroeting te betekenen had. [30] Maar de engel zei: ‘Schrik niet, Maria, u hebt genade gevonden bij God. [31] U zult zwanger worden en een zoon baren, die u de naam Jezus moet geven. [32] Hij zal een groot man zijn, en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd. God, de Heer, zal Hem de troon van zijn vader David geven. [33] Hij zal eeuwig koning zijn over het huis van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’ [34] ‘Maar hoe moet dat dan?’ zei Maria tegen de engel. ‘Ik heb geen omgang met een man.’ [35] De engel antwoordde haar: ‘De Heilige Geest zal op u komen en kracht van de Allerhoogste zal u overdekken. Daarom zal het kind heilig genoemd worden, Zoon van God. [36] Bovendien, ook Elisabet, uw verwante, is op haar oude dag zwanger van een zoon; zij werd onvruchtbaar genoemd, maar zij is al in haar zesde maand. [37] Want voor God is niets onmogelijk.’ [38] Toen zei Maria: ‘Ik ben de dienares van de Heer; laat met mij gebeuren wat u gezegd hebt.’ Toen ging de engel van haar weg.

Gepubliceerd in het op 21 januari 2015 verschenen boek 'Beleef de dag'

Krystferhaal 2014: Studint oan hûs

Skreaun fanút it perspektyf fan in horloazje (in horloazje dat praat…).

Ik lis hjir op it buro fan Thys de minuten wei te tikjen.
Wat nea bart: Thys is fergetten my om te dwaan. Ik lis bedobbe ûnder in bultsje krystkaarten dy’t noch ophongen wurde moatte oan dy kleurige slinger dy’t oan de kast hinget. Krekt as ik tink dat it in saaie dei wurde sil fljocht de keamersdoar iepen. Thys raamt my fan e tafel en docht my om syn pols en draaft nei bûten. Dan docht hy de fyts fan ’t slot en jakkert troch de stêd, krekt troch oranje… of wie it no dochs al read…
O, wat hat hy in haast. Ik fûn it al sa nuver dat hy gewoan troch sliepte doe’t syn mobyltsje dat yrritante wurktoantsje hearre liet. Justerjûn tocht ik noch: no Thys, do bist mar let foar dyn dwaan.
Ik fûn it justerjûn trouwens hiel gesellich. Thys siet op ‘e praatstoel. Hy wie by dy âld man fan táchtich dy’t hy helpt mei syn kompjûter.
Neitiid dronken se noch wat en doe fertelde Thys oer de kursus ‘bibliodrama’ dy’t hy folget. Se hiene ‘de lege stoel’ spile.
Dat giet sa: de dielnimmers fan de kursus meie om beurten oanjaan hokker persoan út ‘e Bibel se graach op dy lege stoel ha wolle, om har ferfolgens yn dy persoan ynfiele te kinnen. Thys hie keazen foar de ingel Gabriël. Hy moast krekt dwaan oft Gabriël op dy lege stoel siet en dan mocht hy oan Gabriël in fraach stelle.
Thys frege oan Gabriël wat der troch him hinne gie doe’t hy dy jonge faam Maria de berte fan Jezus oansei.
De liedster stelde foar om earst yn ‘e Bibel te sjen wat Gabriël krekt tsjin Maria sein hie.

Dernei moast Thys sels op dy lege stoel sitten gean en syn eigen fraach beäntwurdzje as wie hy Gabriël sels.
De liedster frege Thys, dy’t dus no Gabriël wie: "Gabriël, hasto heard wat Thys dy frege? Tink dy ris yn. Wat fieldesto doest by Maria kaamst en har dit belangrike boadskip bringe moast? Do stiest by Maria yn ‘e hûs, se wie oan it itensieden en skrok fan it ljocht om dy hinne. Se moast de eagen suver tichtknipe. Wat gie der op dat momint troch dy hinne? Kinsto dat oan Thys fertelle?"
Ik (as horloazje)seach, dat Gabriël djip neitinke moast. It wie minutenlang stil. Oandien sei Gabriël:
Ik seach Maria, har ferbjustere antlit. Nei ’t ik har groete hie mei dy himelske wurden krong it ta my troch wa ‘t my stjoerd hie. It dreechste fûn ik it om it boadskip sa oer te bringen dat der neat ferlern gie en dat it krekt dy wurden wiene dy’t God mei meijûn hie. Om dit helder te krijen moast ik earst wer yn kontakt komme mei God sels. Doe’t ik safier wie bea ik om Syn Help. Doe koe ik it boadskip oerbringe sa’t it my ynjûn wie. Ik wie neat oars as in skeakeltsje tusken har en God."
"Moai", sei de liedster. "Gabriël, kom mar wer fan dy stoel ôf, dan bist no wer Thys. En, Thys, hoe wie dit foar dy om even yn ‘e hûd fan Gabriël te krûpen en te ûnderfinen wat dyn besite oan Maria mei dy die?"
Thys seach de kring ris rûn. "Ik fielde wat dat ik nea earder ûnderfûn ha. Hoe sil ik it sizze…: in folsleine frede, in langst om yn dy frede te bliuwen. Ynienen besefte ik dat it der net om gie wa’t ík bin, mar dat it giet om wat Gód te sizzen hat en dat syn Boadskip begrepen wurdt."
De liedster woe witte wat Thys hjirfan leard hie.
It waard wer in skoftsje stil. It wie him opfallen, sei Thys, dat dy hiele skiednis mear foar him betsjutten gie en boppedat dat hy it boadskip begrepen hie. Meastentiids waard yn syn beleving de neidruk lein op hóe’t alles barre soe en wêrom keazen wie foar sa’n jong faam, mar no wie hy mear rjochte op de bedoeling fan it berntsje dat ferwachte waard. Hy hie hjirtroch noch mear ûntsach krigen foar de ferwachte kening en wie gâns ûnder de yndruk fan de tsjinstberens fan Maria.

De âld man fûn it prachtich. "Jonge", sei hy, "watsto my fertelst dat rekket my, want ik sit hjir al jierren mei in lege stoel en it is nea yn my opkommen om dêr in ‘persoan’ op del te setten dêr’t ik my yn ynlibje moat. Do hast my op in idee brocht. Ik hoech fan no ôf net mear iensum te wêzen. As ik
mar immen op dy lege stoel set. De Bibel sei my al jierren neat mear. Der siet foar my gjin libben mear yn, no’t myn frou der net mear is. Dy Bibel hie my neat mear te fertellen, mar no sjoch ik der oars nei. Der binne genôch Bibelske persoanen dy’t ik wolris wat freegje wolle soe en as ik dat no doch op de manier dysto my foardien hast komt der wer reuring yn myn libben.
Wolsto dy fragen fan dy liedster op de mail sette nei my, ik wit no hoe’t ik dy iepenje moat, haha."

Thys riidt rimpen mei de fyts de stoepe op by it universiteitsgebou en rekket krékt net de fersierde krystbeam dy’t op it plein stiet. De fyts mar gau yn ’t slot. Dan komt der in âlde man op him ta stroffeljen, dy’t him wat freegje wol. Thys seit dat hy eins gjin tiid hat, mar sjocht ûnderwilens op my (syn horloazje) en bedimt wat. Unferwachts sakket de man troch de knibbels en leit oer de weareld. As hy net gau help siket foar dizze stakker, hoecht it net mear. Hy pakt syn mobyltsje, bellet 112 en leit út wat der oan ’e hân is. Hy lûkt syn jas út en leit dy oer de man hinne. Nei twa lange minuten is de sikenauto der. No moat er kieze: as mei nei it sikehûs gean as nei syn les yn it universiteitsgebou. De blik fan de bleke âlde man makket dat hy kiest foar it earste.

Wat hobbelet sa’n sikenauto! Hy ferliest de man net út it each en folget de hannelings fan de sikebrûders. Thys beseft dat der yn dizze tsjustere dagen foar de kryst wat mei him bard is. Komt it troch dy kursus... of troch it gesprek mei syn âlde kompjûterfreon of… troch dizze sike frjemde âld man?
Ynienen betinkt er him, dat hy him yn it plak stelde fan de sike man. Der hoecht net altyd in lege stoel te wezen om jo yn it plak fan in oar te stellen. Hoe hie dy tachtiger it ek al wer sein? Der siet gjin libben mear yn dat boek. Eins soene jo it hiele libben in oefening yn ‘bibliodrama’ neame kinne.
Hy sjocht nei de sike frjemde âld man dy’t no hiel rêstich yn de sikeauto leit. Fernimt dy it? Syn eagen geane efkes iepen. Hy wol wat sizze. De sikebrûder stelt him gerêst: " It komt wer hielendal goed mei jo, menear. In miel iten en in ynfús dogge wûnders. Jo ha net goed op josels past, mar lokkich binne der noch minsken dy’t op tiid help sykje. Se neame se ek wol ‘ INGELS’."

Fiersten te let komt Thys yn de kolleezjeseal. Syn buorman flústeret: "Fersliepen? Do meist dyn hier wolris kjimme! Do sjocht derút as ‘in vliegende Hollander!’
"Justerjûn let wurden!", flústeret Thys werom.
"Even lekker trochsakke, seker?", gnysket syn buorman.
"Och, ’t is mar hoest it neame wolst!", laket Thys.
 

STUDENT AAN HUUS

Schreven vanuut t perspectief van een horloge.

Ik lig hier mien minuten vot te tikken op t buro van Thijs.
Wat noeit gebeurt, Thijs het vergeten mie om te doun. Ik lig n beetje verstopt onder n stoapel kerstkoarten dai nog nait ophangen bennen aan de fleurege slinger dai over kaastdeur spannen is. Net as ik denk dat t een saaie dag worden zel vlaigt zien koamerdeur open. Thijs griept mie en biendt mie om zien aarm. Hai hoalt fiets van t slöt en reest stad deur, vlaigt nog net deur t oranje dat host op rood floept.
Oe, wat het er n hoast. Ik von t al zo roar dat er gewoon deurslaip dou zien mobiel lewaai moakte. Gusteroavond docht ik nog, nou Thijs, t is wel n loatertje veur dien doun.
Ik von t traauwens heul gezelleg gusteroavond. Thijs zat op de proatstoul. Hai was bie de man dai er helpt met compoeter, n tachteger dai groag bie de tied blieven wil.
Ze zaten nog even wat te drinken en Thijs vertelde over de cursus bibliodrama woar der al n pooske hen gait. Ze hadden "de lege stoul" speuld.
Dat gait zo, cursisten magen om beurten zeggen welke persoon uut Biebel ze groag op dai lege stoul hebben willen om zich ien dai persoon te verploatsen. Thijs haar kozen veur de engel Gabriël.
Hai mos doun of Gabriël op de lege stoul zat en mog hom wat vroagen.
Thijs vroug aan Gabriël wat er deur hom hen ging dou er dat jonge wichje Maria vertellen mog over de geboorte van Jezus.
De laidster stelde veur om eerst ien Biebel te lezen wat Gabriël precies tegen Maria zegd haar.

Dou mos Thijs zulf op dai lege stoul zitten goan en mos er Thijs as Gabriël antwoord geven. De laidster vroug aan Thijs dai nou dus Gabriël was; "Gabriël, hest heurd wat Thijs die vroug? Denk es goud noa. Wat vuilde stoe doust bie Maria kwaamst en heur dizze belangrieke boodschap brengen most? Doe stonst bie Maria ien huus, t wichje was aan t koken, ze schrok van t licht en knipte met ogen dou ze die zag. Wat ging er dou deur die hen? Kenst dat aan Thijs vertellen?"
Ik zag Gabriël daip noadenken. t Was minutenlang stil. Dou slook er even en begon zuver wat van zien stuk brocht, te vertellen.
"Ik zag Maria veur mie, heur verboasd gezicht en noadat ik heur grout haar met dai hemelse woorden drong t tot mie deur noamens wel ik doar was. t Moeilekst von ik om de boodschap zo over te brengen dat er niks verloren ging en dat het precies de woorden waren dai God mie metgeven haar. Om dit dudelek te kriegen mos ik eerst weer ien contact kommen met God zulf. Toen ik mien aandacht bie Hom haar bad ik stil om Zien hulp. Ien dat ogenblik brocht ik de boodschap over zoas dai mie iengeven werd. Ik was niks aans dan n schoakel tussen heur en God."
"Mooi", zee de laidster. "Gabriël, wissel van stoul, den bist nou weer Thijs.
Thijs, hou was dit veur die om even ien de huud van Gabriël te kroepen en te ervoaren wat het bezuik aan Maria met hom dee?"
Thijs keek de kring ien t ronde. "Ik vuilde wat, dat ik nait eerder zo ervoaren heb. Hou zel ik t zeggen, een boetengewone vrede, woar ik nait weer uut kommen wol. Ienainend kreeg ik deur dat t er nait om ging wel ik was. t Ging er om wat God te zeggen haar en dat Zien boodschap overkwaam."
De laidster wilde waiten wat Thijs hiervan leerd haar.
Weer was t een tied stil. Dou zee er dat t hom opvallen was dat de heule geschiedenis meer veur hom begonnen was te leven en veural dat hai de boodschap beter begrepen haar. Moinstied werd ien zien beleven noadruk legd op hou alles gebeuren zol en woarom veur zo’n jong wichje kozen was, mor nou was er meer bepoald west op de bedouling van t Kiend dat verwacht werd. Hai haar nou nog meer ontzag kregen voor de Koning dai verwacht wer en was ook slim onder iendruk van wat Maria op t end zegd haar.

De tachteger von t prachteg. Hai zee "Wastoe mie vertelst jong, dat dut mie wat. Waist wat t is, ik zit al joaren met n lege stoul ien huus mor t is nog noeit ien mie opkommen om doar ain op zitten te loaten om mie es ien te verploatsen. Doe hest mie op n idee broacht. Ik zel gain dag meer allain weden as ik ain op dai lege stoul zitten loat. Biebel was veur mie al joaren n oafsloten bouk, der zat gain leven meer ien dou mien vrouw der nait meer uut veurlas. t Haar mie niks meer te vertellen mor met dien verhoal kiek ik der aans noar. Der bennen genog biebelse personen dai ik wel es wat vroagen wil en as ik dat dou zoastoe mie dat veurdoan hest ken ik dat allenneg doun, den komt er weer wat leven ien mien huus. Wilst dai vroagen van cursus veur mie op de mail zetten, ik wait nou hou ik dai open moaken mot, haha."

Thijs stoeft over stoep van universiteit, roakelings langs de versierde kerstboom op t ploin.
Van achter de kerstboom komt n moagere kerel op hom oaf dai hom wat vroagen wil. Thijs wil al zeggen dat er gain tied het en mompelt wat, mor den liekt het erop dat er zich bedenkt. Hai remt of, kiekt noar mie en zegt den tegen de man;
"k Heb nog twai minuten". Den zugt er hou de man der aan tou is.
As hier nait vot ain helpt den huft het nait meer.
Hai pakt zien mobiel, belt 112, legt uut wat er loos is en woar der is. Hai zet zien fiets aan kant en boegt over dizze liekblaike man hen. Hai stelt hom gerust, trekt zien jas uut en legt dai over hom hen.
Twai minuten loater is ambulance der ook. Thijs ken kaizen, hai ken met noar t zaikenhuus mor hai ken ook zien college volgen.
De man kiekt hom aan met zukke vroagende ogen dat er denkt, ik goa met.

Wat hobbelt zo’n ambulance. Thijs hold de man aalgedureg ien de goaten. Hai het alle handelingen van t ambulancepersoneel volgd en beseft dat ien dizze donkere doagen veur kerst wat bie hom ien bewegen zet is. Komt dat deur dai cursus, deur wat er met de tachteger beproat het of komt het deur dizze vremde man dai wat ien hom wakker moakt?
Met n schok veert er rechtop. Hai haar zich verploatst ien de persoon van n aander biebelverhoal. Der huft nait altied n lege stoul weden om je ien mensen te verploatsen. Hou haar de tachteger t ook alweer zegd? Der zat gain leven meer ien dat bouk. Aigelieks zol je t heule leven as n oefening ien bibliodrama bekieken kennen.
Hai kiekt noar de man dai der nou heul rusteg bie ligt.
Vernemt er t, zien ogen goan even open, lippen goan wat van mekoar.
De ambulancebroeder knikt hom tou. "t Komt hailemoal goud met joe meneer, n beetje eten en n infuus doun wonderen. Joe hemmen nait goud genog op joezelf paast mor gelukkeg bennen der nog mensen dai op tied aan de bel trekken. Ze worden wel es engelen neumd".

Thijs komt veul te loat ien de les. Zien buurman fluustert; "Versloapen? Magst dien hoar wel es kammen man, zugst er uut as n vlaigende Hollander".
"Gusteroavond loat worden" fluustert Thijs terug.
"Even lekker deurzakt zeker", gniffelt zien buurman.
"Och, t is mor hou je t neumen willen", lacht Thijs.

© Coby Poelman-Duisterwinkel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten